Ik durf het bijna niet zeggen, maar ik ben een “foodsnob”. Althans, dat zegt mijn Lief me vaak. Sinds jaar en dag ben ik gewend van zo goed als alles biologisch te eten. Mijn vader bewerkt een biologisch-dynamische tuin al zo lang ik me kan herinneren. Wat hij niet in zijn tuin heeft, koop ik zo vaak mogelijk biologisch.
Deeltijds werken (om deze blog te kunnen uitbouwen) en niet voor ALLE kilo’s groenten die ik eet langs en weer mijn zalig lieve ouders te kunnen rijden, deed me beseffen dat ik toch wel errrreeeeeeeeug hoge bedragen aan eten spendeerde. Dus ging ik eens bekijken hoe dat nu allemaal zit met bio enzo.
Allereerst is er bio en er is bio. Bio van bij de supermarkt: dat zijn in plastiek verpakte groentjes en fruit (ok, dat moet om “besmetting” van in de buurt liggende gewone groenten te voorkomen) en meestal kosten ze zo’n twee keer duurder dan de gewone variant. Dan is er het bio dat je rechtstreeks bij de bioboer koopt (bijvoorbeeld van de superdeluxe fantastische boerderij van Karen en Maarten van De Levensbron). Als je je groenten rechtstreeks bij de boer aankoopt, bespaar je je de extra kost van de tussenhandelaar én zorg je er ook voor dat de bioboer meer verdient (wegens geen tussenkomst van de veiling en verkoop aan supermarkten tegen te lage prijzen)! Ik ontdekte dat rechtstreekse aankoop bij de boerderij of een abonnement bij een CSA boerderij (zoals de deze) je een hele hoop geld doen besparen. En na verhalen die ik hoorde over hoe supermarkten bioboeren veel te lage prijzen voor hun waar betalen en hoe veilingen zomaar bakken biogroenten vernietigen (zonder vergoeding voor de boer) omdat ze niet eenvormig genoeg zijn, vermoed ik dat het ook voor de boer zelf veel beter is.
Biologische teelt ligt me nauw aan het hart. Het is veel beter voor je lijf (geen residu’s van bestrijdingsmiddelen en wat nog meer) én veel beter voor het milieu. Veel bestrijdingsmiddelen zijn namelijk niet selectief, dat wil zeggen dat ze niet alleen het organisme doden dat bestreden wordt, maar ook giftig zijn voor andere organismen. Wateroplosbare bestrijdingsmiddelen kunnen het grondwater verontreinigen en op die manier zorgen voor een verstoring van het ecosysteem.
En dan zijn er nog de vetoplosbare bestrijdingsmiddelen. Ik probeer hier een simpele schets te maken van wat zij doen: stel dat een kleine hoeveelheid van dat soort bestrijdingsmiddel in de omgeving van een sprinkhaan aanwezig is. Het bestrijdingsmiddel komt terecht in de sprinkhaan. Vervolgens wordt diezelfde sprinkhaan gegeten door een spitsmuis. Die spitsmuis wordt opgezadeld met een grotere hoeveelheid van het bestrijdingsmiddel aangezien ze meer dan één sprinkhaan eet. Vervolgens zijn de muizen de prooi van de vos. Die vos krijgt wéér meer residu’s binnen, want hij eet meer dan één muis. En zo verder.
Op deze manier werken bestrijdingsmiddelen zich op in de voedselketen. Het probleem met de vetoplosbare middelen is dat je er maar moeilijk vanaf raakt. Vrouwen raken ze gedeeltelijk kwijt via hun menstruatie, maar ook via hun moedermelk (en dat is meteen ook de reden waarom Inuit-vrouwen ondertussen hun baby’s geen borstvoeding meer kunnen geven wegens de hoge dioxine gehaltes in hun moedermelk). Mannen raken het kwijt via hun sperma. Je begrijpt al dat dit soort bestrijdingsmiddelen voor onze nakomelingen niet echt fantastisch is.
Ik heb vroeger altijd gezegd dat mensen met hun vork moesten stemmen voor een beter milieu, maar ondertussen besef ik dat dat nogal idealistisch is en zelfs ook wat discriminerend. Ik ken namelijk mensen die moeten rond komen met een voedselbudget van 90 euro per maand. Hoeveel biologische dingen koop je daarvoor? Helaas niet zo heel veel.
Dus: als je erg moet letten op je budget, is het handig dat je de volgende zaken weet:
– als er op groenten en fruit residu’s zitten, zijn die voornamelijk wateroplosbaar. Dat wil zeggen dat ze ontgift worden in je lichaam en dat je ze uit plast. Alhoewel deze middelen schadelijk blijven voor het milieu, zijn ze dat minder voor je lichaam.
– als er in granen (brood), bonen, vlees en zuivel residu’s zitten, zijn die vaak vetoplosbaar. Als je weet dat 500 gram niet-biologische boter eten gelijk staat aan 10 JAAR niet-biologische groenten en fruit eten, dan weet je waar je aandacht moet naar uitgaan.
De les die ik heb geleerd in verband met biologisch of niet-biologisch eten kan worden samengevat als volgt:
– No stress: teveel nadenken bij alles wat je eet is schadelijker voor je lijf dan af en toe eens iets eten wat niet zo erg goed is voor lijf en milieu.
– Indien je moet besparen: spaar je biobudget voor voedingsmiddelen met veel vet of voedingsmiddelen die gemaakt worden van het voortplantingssysteem van de plant (granen, bonen, zaden, pitten).
Ben jij een biofan of niet? Waarom? Deel het hieronder met ons in de reacties!